Menu

Home

Verhalen

Links

Gastenboek

 

 

 

 

(info Evert en Willem Dekker, Utrechtsch Nieuwsblad 1956 en eigen herinnering.)

Het witte gebouw aan de Anthoniedijk behoorde toe aan een dakpannenfabriek. De fabriek lag tussen de Vinkenkade (de Vecht), Anthoniestraat (nu Loevenhoutsedijk) en de Anthoniedijk. Ooit heb ik daar gesolliciteerd voor vakantiewerk, maar ik werd daarvoor als twaalfjarige te jong bevonden.

De klei waar de dakpannen van werden gemaakt, werd aangeleverd in platte schuiten. Met een spade werd de klei in een houten bakkruiwagen (met houten wiel) geschept en via een smalle loopplank op de wal gelost. Alles zat daarbij dik onder de klei en de loopplank was dan ook vaak spekglad.

Het hele jaar door lag er een kleivoorraad aan de Vecht (de kleihos) waar we als kinderen op speelden.

In de fabriek werkten voornamelijk mensen uit de buurt. Twee daarvan waren de jeugdige Evert en Willem Dekker, die in de dakpannenmakerij te werk gesteld waren.

De klei werd met een kruiwagen naar die afdeling gereden, waar het in een mengmachine gemengd werd met water. Vanuit die machine ging de klei door een kleine wals en kwam het daar als vette voorgevormde plakken weer uit.

Vervolgens gingen de plakken via een transportband verder en werden ze door Evert in een vorm gelegd. In die vorm werd de dakpan geperst en deze werd dan na persing automatisch gekanteld. Na de vorm werd de dakpan door iemand op een open droogrekje opgevangen en vervolgens op een kar gelegd voor transport naar de droogkamer.

De overtollige klei en de dakpannen die er bewust of onbewust niet werden afgehaald, vielen in een kuil. Maar die kuil was ook de werkplek van Evert. Bij een pauze mocht hij van zijn plek af, maar dan waren er al zoveel dakpannen gevallen, dat hij uit de klei getrokken moest worden. Na een pauze werd de gemorste klei voor hergebruik uit de kuil geschept en namen de mannen daarna nog wat tijd om een shaggie te roken.

Willem, die vakantiehulp was, was het Manusje van alles en als hij even niets te doen had, haalde hij de gevallen dakpannen vast uit de kuil en kon de productie door blijven gaan.

Dit tot ongenoegen van de vaste medewerkers, want die misten daardoor hun rookpauzes. De hardwerkende Willem werd de volgende dag op het kantoor geroepen en hij kreeg van de directie de complimenten voor zijn inzet en er werd hem een loonsverhoging toegezegd.

Toen de fabriek gedeeltelijk afbrandde en later werd opgeheven, werd het een speelterrein voor de jeugd. Na schooltijd en op de vrije middagen, waren er soms tientallen jongens die zich naar hartelust uitleefden in de lege gebouwen. Het hek dat er om heen had gestaan, met daarop gespijkerde bordjes “verboden toegang”, hadden ze gesloopt en was zo goed als verdwenen.

De bewoners van de omgeving zagen, de één met ergernis, de ander met plezier, dat ze de fabriek flink aan het slopen waren. Met lange palen staken ze door het dak en wipten ze de dakpannen van de latten. Kletterend gleden de dakpannen in de goot en er over heen op de grond en daarna veegden ze de brokstukken bij elkaar om elkaar te bekogelen.

De jongens uit de omliggende wijken lieten zich zo nu en dan ook zien en dan werd er met de brokstukken het één en ander uitgevochten. Als daar het plezier van af was, werd een bombardement aangericht op de restanten van de dakbedekking.

De dakpannenfabriek was inmiddels eigendom van de gemeente Utrecht geworden, maar die wist niet wat ze met het oude gebouw aan moest. Een loods als opslagplaats of iets dergelijks, maar een loods zonder dak, daar had je niet zoveel aan. Om verdere afbraak te voorkomen overwoog men een hek om de fabriek te zetten, omdat het anders heel veel geld zou gaan kosten om het gebouw in een bruikbare staat terug te brengen.

Mochten de gebouwen en schuren gesloopt gaan worden, dan zou de gemeente wellicht kunnen overwegen om bij de Rode Brug een speeltuin in te richten. Want, zo redeneerde men, de jeugd sloopt, omdat het van een ander is, maar laat het heel, als je het ze in bruikleen geeft.

Uiteindelijk kwam er van dit alles niets terecht en werd het gebouw opgeknapt. Lange tijd werd het gebruikt door de gemeente zelf en als atelier voor kunstenaars.

 

Loskade aan de Vecht.

Kleiopslag

 

Anthoniestraat, (nu Loevenhoutsedijk) gezien vanuit 
de Anthoniedijk, rechts de Loevenhoutsedijk,
links de houten droogschuren van de dakpannenfabriek.
De Anthoniestraat is in 1976 vervallen.

Het witte pand nadat de jeugd er had huisgehouden. 

Wilt u reageren op dit verhaal klik dan hier

Terug naar verhalen.

 
 

|| Gerard van Veenendaal/Thea van Hoeijen || Copyright© 2012 || disign by Ron ||