.
Beenzwartfabriek
plaag voor omgeving.
De Mr. Treubstraat (achter de
van der Hoevenkliniek) te Utrecht zag er dinsdagavond laat
en in de loop van de volgende nacht uit alsof er vele zakken
goudgeel graan waren uitgestort. Maar het graan leefde: het
waren tienduizenden maden, die ontsnapten uit de aan de
straat grenzende Beenzwartfabriek van de Wed. P. Smits en
Zn. en hun weg zochten naar de huizen aan de overkant.
Tientallen meters lang en vele meters breed kroop er een
beestentapijt over de straat, dat knetterde alsof het een
kiezelpad was en dat er een fietser of auto doorheen reed.
„Gele beesten" op de trap,
omwonenden hadden eerst niets in de gaten. Maar toen visite
's-avonds ging opstappen, ontdekten de bewoners van de
percelen 13 en 15 gele beesten op hun buitentrap. Dat werd
om kwart over elf een alarmtoestand. Men ging vlug naar een
buurman, die telefoon had. Onmiddellijk was hij bereid te
bellen. Hij draaide het alarmnummer van de politie, die
direct een radiowagen erop uit stuurde. Inmiddels kregen ook
andere bewoners in de gaten wat er aan de hand was. Met
verbazing keken zij naar de tienduizenden beestjes, die in
tamelijk snel tempo voort kropen. Onder de lantaarnpalen
werden de concentraties vliegenlarven het grootst.
Want de dieren kropen zelfs
metershoog in de lantaarnpalen. De inspecteur van dienst van
de politie kwam zich persoonlijk op de hoogte stellen van de
toestand. Dat bezoek leverde later in het hoofdbureau een
aantal middernachtelijke telefoontjes op met de
Beenzwart-fabriek, met de ontsmettingsdienst en wie er
verder maar maatregelen zou kunnen nemen. Om half één
verscheen op een muur van de fabriek een man. Om één uur des
nachts waren er twee te zien, waarvan één met een
schijnwerper. Juist op dat ogenblik was er weer een
surveillance-auto van de politie in de straat, die met zijn
koplichten en schijnwerper een fel strijklicht over de
krioelende massa wierp. Wat er aan de hand was, zal op dat
ogenblik ook voor het personeel van de Beenzwart fabriek
geen raadsel meer zijn geweest. Dat bleek ook wel uit hun
uitroepen naar de straatbewoners, die in de portieken en in
de loggia's van hun huizen de gang van zaken in spanning
volgden.
Doe het licht uit, riepen ze hen
toe, want ze komen op het licht af.
Het was een plaag voor de
omgeving en uit de gesprekken bleek duidelijk hoeveel last
de bewoners in deze omgeving van de Beenzwart fabriek
hebben: overlast van onaangename geur, zwarte stof, waardoor
men niet buiten kan lopen en thans deze maden historie. Men
kon er van alles horen over de plaag, en wat de aanwezigheid
van deze fabriek voor deze omgeving betekent. Het is
geenszins te verwonderen, dat men reikhalzend uitziet naar
het ogenblik, dat dit bedrijf hier zal verdwijnen, waarvan
reeds lang sprake is, maar dat nog steeds niet gebeurt.
Intussen had personeel van de
fabriek met verdelgingsmiddelen de strijd tegen de massa
aangebonden. Later gingen de mannen het fabrieksterrein op
en zetten daar hun werk voort tot het dag was. Er is sprake
van een abnormale opslag, want het blijkt juist
fabrieksvakantie te zijn. Met het oog op de volksgezondheid
zal echter niets worden nagelaten, wat maar redelijkerwijze
gedaan kan worden om de omwonenden voor overlast zoveel
mogelijk te vrijwaren, zo werd van de zijde der
gemeentelijke ontsmettingsdienst meegedeeld.
In de fabriek zelf was men ook
druk met dit plotseling opgekomen probleem. Ondanks de
fabrieksvakantie, aldus de bedrijfsleiding, gaat de aanvoer
door. „Wij kunnen de tienduizenden slagers in stad en land
niet met hun beenderen laten zitten". Dit betekent dus een
extra grote opslag.
Maar dat dit het resultaat zou
worden, was niet te voorzien. De opslag heeft plaats in een
schuur, waar weliswaar de lucht wordt afgezogen, maar de
maden hebben buiten licht zien branden en zijn toen „aan de
wandel" gegaan. Als remedie daartegen zijn er binnen en
buiten nu veel verdelgings-middelen gespoten. Verder zijn de
kieren dichtgemetseld en waarschijnlijk zullen we om de
maden „thuis" te houden, 's-avonds licht laten branden in de
schuur