Visclub het
Jagertje met tal van Rode Bruggers
Er was ook een kaartclub. Op een
zondagavond werd er weer volop gekaart, tot plotseling het
licht uit viel. Geen probleem zou je denken, maar er was wél
een probleem, want de lichtkast zat in de zaak van bakker
Boonzaaijer, die vlak naast het café woonde en zeer gelovig
was. Toen hem werd gevraagd of hij het probleem wilde
oplossen, kreeg men als antwoord dat ze omwille van de
zondagsrust om twaalf uur maar terug moesten komen.
In augustus 1962 brak brand uit
bij het café. Buurtbewoner Jan Tomassen reed op die dag met
zijn bakfiets over de Jagerskade toen hij “brand, brand”
hoorde roepen. Hij dacht eerst dat het een geintje was, maar
al gauw zag hij dat er rook uit de woning boven het café
kwam. In een mum van tijd stond de boel in de fik!
Toen Jan hoorde dat er nog
mensen in het huis aanwezig waren, aarzelde hij geen moment
en ging de woning binnen. Doordat de trap al in lichterlaaie
stond, moest Jan langs de regenpijp omhoog klimmen. Voordat
hij de kamer binnenging, hoorde hij mevrouw Murk nog
jammeren dat haar moeder en kinderen nog binnen waren. Het
was goed dat ze dat tegen hem gezegd had, want nu wist hij
waar hij naar moest zoeken.
De rook was het ergste, het
werkte meteen op zijn luchtpijp. Met een zakdoek in zijn
mond probeerde Jan de rook uit zijn longen te houden. Een
geluk was dat hij het huis van de familie Murk goed kende.
Hij en Murk waren vogelliefhebbers en Jan kwam nog wel eens
bij ze boven. Het eerst redde hij de oude schoonmoeder. Toen
hij haar in de stoel zag zitten was ze al bijna buiten
westen.
Hij moet op dat moment oersterk
zijn geweest, want hij heeft haar met één hand uit het raam
laten zakken, zodat mensen op straat haar konden opvangen.
Daarna moest Lidy, het dienstmeisje, naar buiten, maar zij
was vreselijk bang. Met haar had Jan de grootste moeite,
want ze durfde niet door de vlammen. De kinderen, van twee
en vier jaar, heeft Jan daarna voorzichtig laten zakken en
omstanders hebben ze buiten opgevangen.
Toen sprong Jan zelf uit het
raam. Hij moest wel, want het werd veel te gevaarlijk en hij
werd zelf behoorlijk duizelig en het deed pijn achter zijn
oren van de hitte. Hij sprong boven op een wagen met stenen
die onder het raam was gereden. Toen Jan hoorde dat er nog
een kind boven moest zijn, klom hij langs de regenpijp weer
omhoog. Hij was alweer bij het raam toen hij hoorde dat het
vermiste dochtertje al buiten was gezien.
Dierenvriend Jan vond het
vreselijk dat hij een papagaai en een hond niet meer kon
redden. Hij kon niet meer, anders was hij zeker nog het huis
ingegaan. Dat Jan Tomassen de held van de buurt was, kunt u
zich wel voorstellen.
De brandweer was even later ter
plaatse. Hoofdbrandwacht Overeem stond op een ladder te
blussen en zag plotseling dat de vlammen, die uit het raam
van de eerste verdieping sloegen, zijn weg terug afsneden.
Hij vluchtte over het dak, terwijl collega’s hem met een
fikse straal nat hielden.
Op last van de brandweer werd
uit aangrenzende panden uit voorzorg de huisraad verwijderd,
waarbij de omwonenden meehielpen. De oorzaak van de brand
was een petroleumstel dat onder een houten trap stond. Er
werd daar een grote pan met gehaktballen gebraden. De schade
was 45.000 gulden groot.
Gelukkig was Murk verzekerd.
De brand die op een maandag was
uitgebroken ontlokte iemand de opmerking: “Ik heb vrijdag
net mijn rekening betaald, had het café maar eerder
afgebrand”. Maar ook dat had niet uitgemaakt, want het grote
schuldenboek had men uit het brandende café weten te redden.
Het grote schuldenboek kwam
later nog van pas toen er een oude bekende het nieuwe café
aan de Anton Geesinkstraat (toen nog Omloop) binnenkwam.
Iemand hoorde Nol Murk zeggen:
“Zo, dat heb ik al 25 jaar willen doen”, toen liep hij op
die oude bekende af, pakte hem bij kop en kont en smeet hem
het café uit.
Later bleek dat het om een
wanbetaler ging die nog steeds een dikke rekening had staan
van het oude café.