Menu

Home

Verhalen

Links

Gastenboek

  (Info Wout en Evert Dekker - De Oud Utrechter)

Café Murk heeft van 1899 tot 1962 aan de Jagerskade 4 gezeten. Het was een klein buurtkroegje, dat vele jaren werd gerund door tante Marie, de moeder van Nol. Naast het café was een poortje waar kratten bier werden opgeslagen. Maar dat duurde niet lang, want als je een paar flesjes bier mee naar huis wilde nemen moest je ze binnen bestellen en mocht je ze zelf uit het poortje pakken, dat kon dus niet lang goed gaan.

Er was een visclub (het Jagertje), die altijd de gevangen vis mee naar huis (café Murk) nam en daar werd ook de prijsuitreiking gehouden. Op een keer was er een enorm grote vis gevangen. In het café zei iemand tegen één van de medevissers:”als jij bij die vis zijn kop afbijt, krijg je twee glazen bier”. De wat aangeschoten medevisser had daar wel oren naar en stak de kop van de vis in zijn mond, zette zijn tanden er in en beet de kop er af. Het bloed en slijm zat hem tot in zijn oren, maar het was grote pret.

 

Visclub het Jagertje met tal van Rode Bruggers

Er was ook een kaartclub. Op een zondagavond werd er weer volop gekaart, tot plotseling het licht uit viel. Geen probleem zou je denken, maar er was wél een probleem, want de lichtkast zat in de zaak van bakker Boonzaaijer, die vlak naast het café woonde en zeer gelovig was. Toen hem werd gevraagd of hij het probleem wilde oplossen, kreeg men als antwoord dat ze omwille van de zondagsrust om twaalf uur maar terug moesten komen.

In augustus 1962 brak brand uit bij het café. Buurtbewoner Jan Tomassen reed op die dag met zijn bakfiets over de Jagerskade toen hij “brand, brand” hoorde roepen. Hij dacht eerst dat het een geintje was, maar al gauw zag hij dat er rook uit de woning boven het café kwam. In een mum van tijd stond de boel in de fik!

Toen Jan hoorde dat er nog mensen in het huis aanwezig waren, aarzelde hij geen moment en ging de woning binnen. Doordat de trap al in lichterlaaie stond, moest Jan langs de regenpijp omhoog klimmen. Voordat hij de kamer binnenging, hoorde hij mevrouw Murk nog jammeren dat haar moeder en kinderen nog binnen waren. Het was goed dat ze dat tegen hem gezegd had, want nu wist hij waar hij naar moest zoeken.

De rook was het ergste, het werkte meteen op zijn luchtpijp. Met een zakdoek in zijn mond probeerde Jan de rook uit zijn longen te houden. Een geluk was dat hij het huis van de familie Murk goed kende. Hij en Murk waren vogelliefhebbers en Jan kwam nog wel eens bij ze boven. Het eerst redde hij de oude schoonmoeder. Toen hij haar in de stoel zag zitten was ze al bijna buiten westen.

Hij moet op dat moment oersterk zijn geweest, want hij heeft haar met één hand uit het raam laten zakken, zodat mensen op straat haar konden opvangen. Daarna moest Lidy, het dienstmeisje, naar buiten, maar zij was vreselijk bang. Met haar had Jan de grootste moeite, want ze durfde niet door de vlammen. De kinderen, van twee en vier jaar, heeft Jan daarna voorzichtig laten zakken en omstanders hebben ze buiten opgevangen.

Toen sprong Jan zelf uit het raam. Hij moest wel, want het werd veel te gevaarlijk en hij werd zelf behoorlijk duizelig en het deed pijn achter zijn oren van de hitte. Hij sprong boven op een wagen met stenen die onder het raam was gereden. Toen Jan hoorde dat er nog een kind boven moest zijn, klom hij langs de regenpijp weer omhoog. Hij was alweer bij het raam toen hij hoorde dat het vermiste dochtertje al buiten was gezien.

Dierenvriend Jan vond het vreselijk dat hij een papagaai en een hond niet meer kon redden. Hij kon niet meer, anders was hij zeker nog het huis ingegaan. Dat Jan Tomassen de held van de buurt was, kunt u zich wel voorstellen.

De brandweer was even later ter plaatse. Hoofdbrandwacht Overeem stond op een ladder te blussen en zag plotseling dat de vlammen, die uit het raam van de eerste verdieping sloegen, zijn weg terug afsneden. Hij vluchtte over het dak, terwijl collega’s hem met een fikse straal nat hielden.

Op last van de brandweer werd uit aangrenzende panden uit voorzorg de huisraad verwijderd, waarbij de omwonenden meehielpen. De oorzaak van de brand was een petroleumstel dat onder een houten trap stond. Er werd daar een grote pan met gehaktballen gebraden. De schade was 45.000 gulden groot.

Gelukkig was Murk verzekerd.

De brand die op een maandag was uitgebroken ontlokte iemand de opmerking: “Ik heb vrijdag net mijn rekening betaald, had het café maar eerder afgebrand”. Maar ook dat had niet uitgemaakt, want het grote schuldenboek had men uit het brandende café weten te redden.

Het grote schuldenboek kwam later nog van pas toen er een oude bekende het nieuwe café aan de Anton Geesinkstraat (toen nog Omloop) binnenkwam.

Iemand hoorde Nol Murk zeggen: “Zo, dat heb ik al 25 jaar willen doen”, toen liep hij op die oude bekende af, pakte hem bij kop en kont en smeet hem het café uit.

Later bleek dat het om een wanbetaler ging die nog steeds een dikke rekening had staan van het oude café.

 

Rechts van de Rode Brug op de hoek bakker Boonzaaijer, daarna twee huisjes en het uitgebrande café.

 

 

Wilt u reageren op dit verhaal klik dan hier

Terug naar verhalen.

 


 

 


 

 

 

 

|| Gerard van Veenendaal/Thea van Hoeijen || Copyright© 2012 || disign by Ron ||