Aan ruimte geen
gebrek, achter in de straat de Loevenhoutsedijk.
Op de hoek van de Hoogstraat/Loevenhoutsedijk
was tegen dat huis een blinde muur, waarop door iemand uit
de buurt een doel was geschilderd.
Boven dat doel was de tekst DWSV
3e klasser geschilderd.
Dat huis werd bewoond door Jopie
Schoonheim, een aardige vrouw. Maar we moesten wel oppassen
dat de bal niet te hard tegen de muur kwam, want als dat te
vaak gebeurde, kwam Jopie naar buiten en stuurde ze ons weg.
Maar als Jopie weer naar binnen was, gingen we weer
voetballen. Na acht uur
’s-avonds mochten we niet meer
voetballen, want dan lagen haar kinderen op bed.
Jopie woonde in een heel apart
huis De voorkant van het huis was in de Hoogstraat en de
achterkant van het huis was aan de Loevenhoutsedijk. Aan
beide kanten waren ramen en als iemand vanaf een zijkant van
het huis een voorzet gaf, sneuvelde er wel eens een ruit.
Maar zolang dat betaald werd,
deed Jopie daar niet moeilijk over.
Het was linker als er een
politieagent (wout) aankwam, want als die je snapte, kon je
beter benen maken, want voetballen op straat werd niet
getolereerd. Als die gasten je voor de tweede keer snapten,
kon je mee naar de politiepost bij de Rode Brug (woutenkit)
en als je geluk had werd je met een waarschuwing naar huis
gestuurd, maar het kon zo maar gebeuren dat je strafregels
moest schrijven.
Er was één aardige agent, die
noemden we knip-oogie. Als we hem op zijn fiets zagen
aankomen, werd er geroepen: "daar komt knip-oogie aan". Dan
stopten we en nam één van ons de bal onder zijn arm en
liepen we weg als alsof er niets aan de hand was.
Als hij dan langs fietste,
knipoogde hij naar ons en zei hij: "niet meer voetballen
jongens". Dan zeiden we: "we voetballen toch niet meneer ",
maar natuurlijk wist hij wel beter.