In de jaren vijftig was het hard
werken en weinig verdienen. Om wat extra bij te verdienen,
huurde mijn vader een volkstuin aan de Gageldijk. Een stuk
grond, van dertig bij vijftien meter, waarop het onkruid een
meter hoog stond.
We waren weken bezig om het
onkruid te verwijderen. Daarna moest er gespit en gemest
worden en daarna konden de eerste zaadjes de grond in. We
waren niet bekend met deze materie, maar gelukkig waren er
genoeg mensen om ons heen die wilden helpen.
Van één van die mensen kreeg
mijn vader een tip, dat hij op het Jacobsplein, waar nu de
Van der Hoevenkliniek staat, gratis mest kon halen bij een
voddenboer die daar een paard op stal had.
Mijn vader maakte een afspraak
en ik mocht mee om hem te helpen. Om de mest te vervoeren,
huurde mijn vader in de Lauwerecht een bakfiets.
Toen de bakfiets was geladen,
kon ik nog net over de mest kijken.
We reden via de Hoogstraat en de
Loevenhoutsedijk de St.Anthoniedijk op, een polderweggetje,
met aan weerszijden een sloot. Gaande de rit kreeg ik de
trappers bijna niet meer rond. Mijn vader, die op de
bromfiets reed, zag dat en kwam ter hoogte van de watertoren
naast me rijden. Hij pakte het stuur en duwde mee, maar hij
duwde zo hard, dat de bakfiets schaarde en ik met bakfiets
en al de sloot in reed.
Met hulp van een paar
voorbijgangers probeerden we de bakfiets op de kant te
trekken, maar er was geen beweging in te krijgen. Gelukkig
kregen we hulp van een boer, die met zijn trekker de
bakfiets op de kant wist te krijgen en toen konden we onze
weg vervolgen.
Maar wel met een bijna lege
bakfiets, want de meeste mest lag in de sloot.