v.v. DWSV.
De (buurt) voetbalvereniging DWSV
werd in 1931 opgericht. Een van de oprichters was de heer D.
de Ruijter. De heer de Ruijter was een echte Rode Brugger en
heeft door de jaren heen verschillende functies bekleed
binnen de vereniging. Na zijn bestuurlijke leven is de heer
de Ruijter nog vele jaren actief geweest met de organisatie
van de lotto en het ophalen van oud papier.
Het geld dat aan de lotto werd
verdiend ging naar de vereniging en het geld dat werd
verdiend aan het oude papier werd grotendeels besteed aan de
jeugd. Op latere leeftijd, de heer de Ruijter was toen al
ver in de tachtig, bracht hij op zijn fiets de clubblaadjes
nog rond.
Toen een aantal jaren geleden
een journalist van de voetbalkrant regio Utrecht en
omstreken bij DWSV kwam binnenlopen en mij vroeg of hij een
stukje over DWSV voor zijn krant mocht schrijven, ben ik
direct met hem naar de heer de Ruijter gelopen, want dat was
in mijn ogen de persoon die hem alles kon vertellen over de
voetbalvereniging DWSV.
Het is een mooi verhaal
geworden, dat u hieronder kunt lezen.
G. van Veenendaal.
Terug aan de Rooie
Brug.
"Messenstekers werden
we genoemd", zegt Dirk de Ruijter. Hij kijkt naar de in 2009
vernieuwde Rode Brug, de ogen samengeknepen tegen de
weerkaatsende zon op de staalconstructie. Het verkeer neemt
de verbinding zonder aarzelen. Dat is wel eens anders
geweest aan de Utrechtse Vecht. Na de Rode Brug begon
namelijk de Loevenhoutsedijk die - samen met het
spoor en de rivier - een klein volksbuurtje
begrensde, in goed Utrechts: de 'Rooie Brugbuurt'.
De Ruijter: ,,We waren
zo berucht dat vreemden hier niet durfden te komen."
Meer mythe dan werkelijkheid volgens De Ruijter, die hier in
1919 werd geboren in een gezin met tien kinderen. Hij is er
nooit weggegaan. ,,Natuurlijk werd er wel eens gevochten op
straat, maar dat gebeurde niet alleen in onze buurt." Die
mythe heeft eeuwenlang de kans gehad om zich in het
collectieve geheugen van de Utrechter te nestelen. Op een
oude kaart uit 1719 is er op deze plek al sprake van een 'Roode
Brug' en volgens de overlevering stond het gebied bekend om
zijn struikrovers. En als je eenmaal een slechte naam hebt,
dan kom je daar moeilijk vanaf.
Als je een probleem had, stonden er meteen twintig Rooie
Bruggers achter je. Geld was er niet, maar toch besloot een
aantal straatschoffies op 9 mei 1931 een voetbalvereniging
op te richten. ,,Een snotneusje was ik", zegt De Ruijter.
Hij ziet zichzelf nog op de stoep zitten. ,,Ik was net
twaalf geworden. We speelden al op straat, maar wilden zo
graag op een echt voetbalveld spelen."
Kaarslicht.
De grote jongens betaalden tien cent contributie per week,
de junioren drie cent. De Ruijter scharrelde dat elke week
weer bij elkaar door karweitjes op te knappen. ,,Van mijn
ouders kreeg ik het niet. Mijn moeder moest al bedelen bij
mijn vader voor een plankie garen van drie cent om de kousen
te stoppen." De oprichters noemden hun vereniging “Door
Wilskracht Steeds Vooruit (DWSV).”
Achter de buurt begon de polder en boer Jongerius stelde
daar een weiland beschikbaar. De crisis in die jaren bracht
uitkomst. De Ruijter: ,,Veel mannen waren werkloos. Een
aantal van hen was grondwerker en zij hielpen ons met de
aanleg van het voetbalveld. Als de schemering intrad, gingen
de werkzaamheden bij kaarslicht verder. Het was een droge
zomer, maar elke avond trokken de mensen met een emmer naar
het veld om de nieuwe graszoden te bevochtigen, om ze aan te
laten trekken." Zijn ogen schieten vol vuur: ,,Toen was er
nog clubliefde!"
Omzwervingen.
Na de oorlog eiste de gemeente het terrein op, het begin van
een lange periode van omzwervingen door de stad. Voor een
club die zo aan een buurt hangt, betekent dat meestal de
doodsteek. DWSV beschikte echter over een enorme
overlevingskracht. Ga maar na. De club werd eerst opgevangen
door gerenommeerde clubs als DOS en Hercules. Vervolgens
bleek een nieuw veld aan het Merwedekanaal te klein. Men
keerde terug naar de eigen buurt, maar moest daar vanwege
woningbouw opnieuw vertrekken. Dit keer had de gemeente wel
een alternatief: een nieuw sportcomplex in Overvecht. Toch
begon daar de aftakeling. Eind jaren zestig kende de club
nog twintig jeugdelftallen en tien seniorenteams. Dertig
jaar later waren er nog vier seniorenelftallen over. Binnen
de club werd er gefluisterd over opheffing.
Op sportpark Loevenhoutsedijk kwam er wonderlijk genoeg
ruimte vrij omdat ook de korfbalvereniging Samos te kampen
had met teruglopende ledenaantallen. Voor wie anders kon
deze ruimte zijn dan voor DWSV. Een aantal bestuursleden
trok samen met het buurtcomité naar de gemeenteraad. De
raadsleden hadden gevoel voor historie. DWSV keerde terug op
de plek waar het met Dirk de Ruijter allemaal begonnen was,
aan de Rode Brug.
Eerste
elftallen eind jaren dertig en begin jaren veertig.
Met o.a.
de bestuursleden van Dijk en Agterberg en de spelers
Druppers, Agasi, Verweij, van Straalen, Vermeulen, Marree,
Boom, van Gendt, Vermeulen en Worst.
Als er
mensen zijn die nog meer namen weten dat graag even melden.
Gelegenheidselftal midden jaren '50.
Achterste rij van links naar
rechts:
Leider Toon van de Berg, Cor van
Dort, Jelus van Veenendaal, Gert van Veenendaal, Rinus van
Veenendaal, Cobus van Veenendaal.
Middelste rij:
Onbekend, Jan Kinnegin, Kees
Kinnegin, Eduard Warmenhoven, Joop Bicker, Willem Dekker.
Voorste Rij: Willem van Rekum en
Rinie Dekker (supporter) Gijs van de Kieft, Evert Dekker,
Johan Nienkempen, Gerard van Veenendaal, (supporter) en
keeper Willem van Kampen.
Wilt u reageren op dit verhaal klik dan
hier